Vakantietijd. Voorpret? Ook 'uit de kinderen'? Tot voor vier jaar
geleden ging ik met mijn jongste zoon met vakantie. Niet alleen dus,
maar toch, enigszins alleen. De laatste keer dat hij meeging, was hij
veertien. Naar het zuiden van Oostenrijk, aan een meer met kraakhelder
water, dat was het idee. Daar aangekomen een camping gezocht, een grote,
met wat vertier 's avonds voor mij, en voldoende vriendjes voor hem.
Nog voordat ik onze puur katoenen tent had opgezet, was mijn zoon al
vertrokken. Meer dan de helft van de campinggasten was Nederlands. Voor
mij hoeft dat niet zo, voor hem wel. Terwijl ik me probeerde te
herinneren welke tentstok nou ook alweer waar moest, lag hij reeds in
het water
van het meer en had hij zijn hengel al uitgegooid. Even kijken
bij papa of dat met die tent wel goed kwam.. "Eh vind je het niet erg
pap om het alleen te doen...ik heb al vier vrienden…geweldig is het
hier." Als hij het hier leuk vindt, dan vind ik het hier ook leuk. Een
automatisme, wellicht iets te automatisch?
De hele dag alleen, want mijn zoon komt met zijn vakantievrienden
tijd tekort in dit vakantiewalhalla. Overdag is dat nog te doen
allemaal, af en toe wat zon, beetje dobberen in mijn opblaaskano op het
meertje, hier en daar aanleggen voor een tapbiertje op een terras, dat
boek mee dat ik het hele jaar al wilde lezen. Maar de avonden duren
lang. Snel samen wat eten 's avonds, want dat is maar bijzaak. Daarna
begint het wachten tot hij weer terug is. Alle kinderen van zijn
leeftijd hoeven zich pas rond middernacht te melden, hij dus ook, want
ik wil geen spelbreker zijn. Maar lezen voor de tent lukt niet meer na
tienen, het is te koud om van mijn rode wijn te genieten, en te donker
om te lezen, het campinglampje aan zuigt ook muggen aan. De kantine met
Wi-Fi en Oostenrijks duo dat Nederlandse schlagers uit hun strot
probeert te krijgen, is een welkom toevluchtsoord, dat echter na half
elf leegloopt. De diensters beginnen terwijl ik er nog zit te lezen,
alle lege tafels schoon te maken, de tafels omgekeerd op de stoelen te
zetten, en als ik dat allemaal weersta, word ik kort voor elf
weggekeken, het licht wordt gedimd zodat lezen onprettig wordt en de
Wi-Fi wordt om precies elf uur uitgezet. Gewoon uitgezet, op de hele
camping geen internet meer. Waarom zou je na elven internetten, dan ga
je op een gezinscamping gewoon slapen.
Wat ben ik blij als mijn kleine man van eenmetertachtig zich om
twaalf uur meldt, heerlijk slapen. En de volgende dag weer hetzelfde
stramien. Na zes dagen besluit ik ook aan mezelf te denken, althans,
meer aan mezelf te denken. We breken onder licht protest op om naar
Kroatië te gaan. Na een halve dag rijden, komen we erachter dat het daar
ook matig weer is. Het oud-communistische betonplatenstrand bevalt ons
beiden niet. Wel leuk om even wat voormalige oostbloksfeer te proeven.
Ik stel voor om nog wat verder te rijden, er schijnen schitterende meren
en watervallen te zijn, met nog beren in het wild. Het boeit hem
weinig. "Alles wat we nu verder rijden, moeten we ook weer terug", is
zijn logica die klopt. Wat wil hij dan? Terug naar zijn vrienden op de
Oostenrijkse familiecamping! Ik zwicht. Als hij het maar naar zijn zin
heeft. Het zou wel eens de laatste zomervakantie kunnen zijn samen, denk
ik. Niet dat ik niet meer wil, maar het wordt voor hem tijd om zelf de
wereld te gaan ontdekken. Al zal die wereld voor hem dan beginnen in
Friesland of Limburg.
Terug in Oostenrijk op dezelfde camping. Ik zet de tent alleen op,
zoonlief is alweer naar zijn vrienden. Wel een ander campingvak, in
plaats van A351 nu op G654. Goh, ik was die zes nachten al gehecht aan
mijn plek, met ‘meerblik’. Nu hebben we een plek tussen megagrote
caravans. Plekken van tien bij tien, erg ruim bemeten voor onze tent van
drie bij drie. Maar er zijn geen meer bescheiden campingvakken. Op dag
drie in de tweede periode vraagt een mijnheer mij heel beleefd in het
Duits of hij mij voor mijn tent mag fotograferen. Hij legt uit, mijn
kleine tent tussen al dat grote werk heel uniek te vinden. Het is voor
het fotoboek op de campingwebsite die hij bijhoudt. Heel uniek, ach, het
zal wel. Ik krijg een man bijt hond gevoel.
De overburen zijn heel nieuwsgierig. Dat krijg je op zo'n
familiecamping, waar ik dan als alleenstaande vader met kind bivakkeer.
Ze zijn nieuwsgierig, maar dat is beter dan dat ze medelijden hebben,
wat helaas ook voorkomt. Dan word je op de koffie gevraagd of op een
biertje onthaald. Soms kom je er niet omheen, maar, als je in mijn hart
kijkt, dank je, liever geen drankjes uit medelijden, liever niet met
alle goede bedoelingen van dien in een familie opgenomen worden. De
nieuwsgierige Oostenrijkers onthaalden mij die middag op een maaltje van
paddenstoelen die ze 's ochtends in de bossen geplukt hadden. Ze zullen
er wel verstand van hebben, denk ik. Niet te versmaden was het.
Nu klinkt het allemaal wat zielig, maar ik neem uiteraard mijn
maatregelen om te genieten. Andere avondindeling. Geen boodschappen meer
bij de plaatselijke Lidl voor een gezamenlijk barbecue. Wat wel? Mijn
zoon een tientje om zich helemaal vol te eten in het campingrestaurant.
Schnitzels met patat. Of pizza's met te dikke bodem en ranzige kaas.
Sateh met patat, was ook mogelijk in deze ernstig vernederlandste
camping. Ikzelf erop uit om de lekkerste restaurants met regionale
keuken te proberen. Er is helemaal niets mis mee om ook jezelf te
verwennen. Dat had ik nog weken uit kunnen houden zo. De tijd was op,
het werk riep me. De weegschaal thuis heette me van harte welkom.
(Ik
schreef dit stuk begin juni in het vliegtuig op weg Lissabon,
naar mijn oudste zoon, die daar voor studie verbleef en daar jarig was. Het was voor het eerst dat ik mijn jongste zoon, net achttien
jaar geworden, een week alleen thuis liet. “Goh, ik hoop dat ik dat red,
zonder een keer de vaatwasmachine te hoeven draaien”, was zijn reactie,
toen ik hem enkele weken geleden vertelde, hem een week alleen te
zullen laten. Ik heb getracht hem vol met instructies te stoppen, maar
die wilden er niet in. Ik wilde voor de hele week boodschappen voor hem
doen, maar samen een boodschappenlijst maken, daar kwam het niet van.
Uiteindelijk heb ik hem een pinpas gegeven om wanneer hij wil, waar hij
wil, wat hij wil, in zijn dagelijkse behoeften te kunnen voorzien. “Maak
je niet druk, hou nou maar
op om je zorgen te maken, je gaat op oma lijken.” Hij is de week prima
doorgekomen, de vaatwasmachine en de pinpas niet één keer gebruikt. Na de eerste dag een restje van de vorige dag te hebben gegeten en de tweede dag een kant en klare maaltijdsalade, had hij daarna dankzij zijn goede netwerk elke dag wel ergens aan tafel kunnen
aanschuiven.)
Volg ons ook op facebook en twitter en instagram.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten