door Jan Schrijver
‘Ha, ik ben Ron, en ik ben 100, wie ben jij?’
‘Jij bent geen honderd, en ik ook niet’.
Hij glimlacht, alsof hij beaamt geen 100 te zijn.
‘Ik wil weten wie ik ben en wat ik nu moet doen?’
Ik zoek een
verplegende. Ik loop een verpleger tegen het lijf en vraag of hij zich
wil ontfermen over de dolende man, die aan het eind van de gang, dicht
bij de lift, een soort staat te huppen. Inmiddels weet ik dat hij bijna
vijftig is, dat hij elke dag aan het eind van de gang op zoek is naar de
uitgang.
‘Hoi, het is weer zo hoor.’
De dame in de rolstoel kijkt mij minzaam aan, ze heeft me nodig.
Inmiddels weet ik het, de afgelopen drie dagen was het precies hetzelfde.
Ze krijgt een van haar slippers niet meer aan.
Ik ga op mijn knieën, doe het klittenbandje los en vast.
‘Dank je wel’, zegt ze.
Ze snapt niet meer hoe een slipper met klittenband werkt.
Tien oudere dames, tussen de zestig en negentig jaar, schat ik,
aan een ronde tafel bezig aan het knutselen van paaskransen. Ik rol mijn
moeder de woonkamer in en zoek een plaatsje voor haar. Ze heeft
tegenzin, want blijft liever in bed dan ‘tussen al die oude mensen te
moeten prutsen’. De verpleging heeft mij op het hart gedrukt dat het
belangrijk is, dat mijn moeder, die revalideert in het Zonnehuis in Vlaardingen van een heupoperatie, zo
veel mogelijk uit haar bed komt, dat ze mobiel wordt, dat ze onder de
mensen komt. Ondanks haar tegenzin, zet ik haar tussen de knutselende
dames. Alsof er een nieuw kind op de basisschool aanschuift. Alle ogen
zijn op haar gericht. Ook ik krijg aandacht. ‘Bent u haar zoon of haar
man?’, vraagt een van de dames, die niet gehinderd wordt door enige
tact.
Ik lach er van binnen maar om. ‘Haar zoon’, antwoord ik.
De dame is nog niet klaar. ‘Nou, u ziet er stevig uit.’
‘Oh, u bedoelt dat ik te dik ben?’
Dronken mensen en kinderen spreken altijd de waarheid. Nou, nuchtere oudere mensen nemen ook geen blad voor hun mond.
‘Nee’,
gaat zij verder, ‘gewoon, dat u lekker stevig bent. Ik bedoel er verder
niets mee hoor, ik ben 78, ik ben niet op zoek naar een man, maar
gewoon, lekker stevig’. Ze giechelt wat.
Ik rol mijn moeder terug
naar haar kamer. Ze vraagt me waar die vrouw het nou eigenlijk over
had? Mijn moeder heeft weliswaar gehoorapparaten in beide oren, maar in
een groep blijkt het heel moeilijk de verschillende gesprekslijnen goed
te kunnen ontvangen.
'Niets bijzonders ma, ik had sjans geloof ik. Ze vond me lekker stevig.
Het tovert een brede grijns op haar gezicht. Fijn om die glimlach
weer te zien, een goed moment om weg te gaan. Ik neem vier
keer afscheid en beloof drie keer dat ik morgen weer kom. Ik ben nog
geen dag niet geweest.
Mijn moeder is nu al weer enige maanden thuis.
"Het is niet echt goed met me", is haar vaste begroeting, als ik haar kom opzoeken.
"Dat zei je gisteren ook al, ma", zeg ik dan.
"Ja, maar jij luistert nooit naar me, dus ik zeg het nog maar een keer", weet ze handig met haar herhalingen om te gaan.
Mijn moeder komt zelfstandig bijna de deur niet meer uit; haar dagelijkse rondje Schiedam 'Broersvest, Hoogstraat, Kerkstraat' is voorgoed verleden tijd. Positief gezegd, de leegstand blijft haar bespaard.
Zaterdagochtend gaan we samen naar het Zonnehuis voor een invitatie ontbijt voor oud-cliënten.
"Ik was daar beter dan ik nu ben", zegt ze menigmaal.
Mijn ma weet niet meer, dat het toen, en nu zeg ik het eens, 'echt niet goed met haar was'.
"Maar het was daar beneden best gezellig. We hebben er wel eens een keer een borreltje gedronken."
Zaterdagochtend geen borreltje, maar een spiegeleitje en een beschuitje. Ze zal het er niet minder gezellig om vinden, als ze eenmaal onder de mensen is. En wie weet, heb ik weer sjans.
Beste lezer, we stellen het zeer op prijs als je onze Facebookpagina Schiedams.nl een duim geeft! En onze Facebookpagina De Schiedammer
krijgt natuurlijk ook heel graag jouw waardering. Dan kun je ons nieuws
over Schiedam en Schiedammers goed volgen. Bij voorbaat onze dank.
Ben je twitteraar? Volg ons dan hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten