De Schiedammer Online

donderdag 3 december 2015

Provincie overruled door ministers inzake Decathlon

SCHIEDAM/DEN HAAG - De minister van Infrastructuur en Milieu en de minister van Economische Zaken hebben de werking van de beperkte lijst van toegestane detailhandelsvestigingen aan de rand van een stad, zoals de provincie Zuid-Holland deze toepast, uitgebreid. Daarmee kunnen de gemeente Schiedam en Decathlon een belangrijke stap zetten in de juridische strijd met de provincie Zuid-Holland die geen Decathlon wil op Harga-Noord.

We schreven al in onze vorige artikelen (over de vestiging van Decathlon in Rotterdam en Breda) dat het tegenhouden door de provincie Zuid-Holland van een grote Decathlon-vestiging aan de buitenkant van de stad Schiedam, op Harga-Noord aan de afrit van de A20, meten met twee maten is. Zowel binnen Nederland (in Breda is er eind vorige week net zo'n vestiging opengegaan) als in Europees perspectief (in EU-landen als België, Frankrijk, Spanje en Portugal mag het wel). Er wordt door de provincie Zuid-Holland een limitatieve lijst gehanteerd van winkelfuncties die wél zijn toegestaan aan de randen van de stad. Tenten en caravans mag je er bijvoorbeeld wel verkopen. Sportartikelen staan niet in die lijst. De gemeente en Decathlon hadden een ontheffing aangevraagd ten aanzien van deze regels om op Harga-Noord een vestiging te kunnen openen. Die ontheffing werd niet verleend door de provincie Zuid-Holland. Tegen het weigeren van die ontheffing was bij de Raad van State beroep aangetekend door de gemeente en Decathlon. De Raad van State wilde hierover eerst vragen stellen bij rechtsorganen die over het Europese recht gaan. Het behandelen van dat soort vragen, zou maanden in beslag kunnen gaan nemen. Er was zelfs te lezen in media dat dit meer dan een jaar vertraging zou betekenen. Nu waren de gemeente en Decathlon twee rechtswegen ingeslagen, niet alleen de weg naar de Raad van State maar ook een weg via betrokken ministeries. Dat heeft ertoe geleid dat gisteren in de Staatscourant het ministeriële besluit gepubliceerd is dat de beperkte lijst van mogelijke detailhandel tot 1 april 2016 geschorst is.

Deze moet tot dat tijdstip als volgt worden toegepast:
Uitzonderingen buiten de centra zijn mogelijk voor detailhandel in auto’s, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano’s, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, brand- en explosiegevaarlijke goederen en detailhandel die zich uit oogpunt van ruimtelijke ordening niet onderscheidt van de hiervoor genoemde detailhandel. 

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, is belast met dit besluit, welk besluit bovendien op voordracht is van de minister van Economische Zaken en na overleg met de minister van Binnenlandse Zaken. Kortom, het is zwaar geschut waarmee de provincie Zuid-Holland nu is overruled, al laat een woordvoerder van de provincie in de media weten ook op basis van de gewijzigde bepaling (zie dus de vetgedrukte uitbreiding hierboven) de Decathlon aan de rand van de stad als provincie te kunnen weren. Voor vestiging van Decathlon in de gemeente Den Haag geldt dezelfde status.

Het wapen waar de provincie mee schermt is dat de Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels kunnen worden gesteld omtrent de inhoud van – onder andere – bestemmingsplannen. 

De ministers zeggen dat in het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie de vrijheid van vestiging verankerd is. Beperkingen van de vrijheid van vestiging zijn alleen toelaatbaar als zij worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang, waartoe ook het belang van een goede ruimtelijk ordening wordt begrepen. Maar uit jurisprudentie blijkt dat de vestigingsbeperkingen echter wel geschikt, evenredig en noodzakelijk dienen te zijn om de beoogde ruimtelijke doelstellingen te bereiken. Op basis van een eerste onderzoek is voorshands aannemelijk geworden, aldus de ministers, dat het hierboven genoemde limitatieve karakter zich niet verdraagt met een goede ruimtelijke ordening en er bovendien gerede twijfel is of de vestigingsbeperkingen kunnen worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang en als dat zo is of de beperkingen in concrete gevallen geschikt, evenredig en noodzakelijk zijn. 

Conclusie: het is nog geen gelopen koers voor de gemeente Schiedam en Decathlon, maar het gisteren gepubliceerde besluit van de ministers is een belangrijke stap in de goede richting. Volgende stap voor de gemeente zal moeten zijn om de bestemmingsplanprocedure in gang te zetten, die vervolgens voor 1 april ter toetsing aan de provincie aangeboden moet worden, waarbij de provincie dan van de tijdelijke formulering van welke detailhandel mogelijk is dient uit te gaan (zie cursieve tekst hierboven). Zo'n bestemmingsplanwijziging doorloopt de normale procedure wat ook inhoudt dat iedereen er iets van mag vinden, bijvoorbeeld ook de gevestigde winkeliers/middenstand in een stad.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten